Er gebeuren veel gekke dingen tijdens het WK in Qatar, voornamelijk naast het veld. Één eigenaardigheid op het veld valt tot nu toe ook op: de lange blessuretijd tijdens de wedstrijden. Na vier duels staat de teller op 57 (!) minuten extra speeltijd. Hoe kan dat?
Voorafgaand aan het WK kondigde Pierluigi Collina, de scheidsrechtersbaas van de FIFA, het al aan: de blessuretijd wordt op het WK zorgvuldig berekend. “De tijd die verloren wordt door bijvoorbeeld het vieren van doelpunten, wissels, blessures of rode kaarten moet worden ingehaald. Blessuretijd van zeven, acht, negen minuten zal normaal zijn op het WK. Als je meer actieve tijd wilt, moeten we klaar zijn om dit soort extra tijd te zien.”, liet de Italiaan weten.
Na twee WK-dagen spant de wedstrijd tussen Engeland en Iran vooralsnog de kroon wat betreft blessuretijd. Aan de eerste helft werden liefst 14 minuten toegevoegd – wat vooral te maken had met de hoofdblessure van de Iraanse doelman Alireza Beiranvand. De tweede helft zou aanvankelijk tien minuten langer duren, maar daar werden door een VAR-moment nog eens vier minuten bij opgeteld.
“Denk aan een wedstrijd met drie doelpunten. Een viering duurt normaal gesproken één, anderhalve minuut, dus met drie doelpunten verlies je vijf of zes minuten”, zo gaf de oud-arbiter aan. Iran wist op deze manier al het laatste WK-doelpunt ooit te scoren, in minuut 103.